Onthullingen over de relatie tussen het Leids laken en slavernij
De plantages van lakenhandelaar Daniel van Eijs
Nieuw historisch onderzoek toont een direct verband aan tussen de neergang van de Leidse lakenhandel in de achttiende eeuw en het Nederlandse slavernijverleden. Tot nu toe werd gedacht dat de meeste handelaren gingen rentenieren toen de vraag naar laken in 1725 instortte. Dit onderzoek schetst een ander beeld. Zo blijkt dat de Leidse lakenhandelaar Daniel van Eijs (1688-1739) nauw verbonden was met vier plantages in Berbice, een voormalige Nederlandse kolonie aan de noordkust van Zuid-Amerika.
Het onderzoek is uitgevoerd door geschiedenisstudent Sjoerd Ramackers voor de Universiteit Leiden en Museum De Lakenhal. Ramackers las en transcribeerde voor dit onderzoek meer dan 1300 brieven van Daniel van Eijs, die te vinden zijn in het gedigitaliseerde archief van Erfgoed Leiden.
Lakenhandelaar en plantage-eigenaar
Daniel Van Eijs was een achttiende-eeuwse Leidse lakenhandelaar en -fabrikant. Hij leefde in een tijd waarin de Leidse lakenindustrie door de opkomst van nieuwe stoffen instortte. Het was al bekend dat Van Eijs twee plantages had, maar uit dit nieuwe onderzoek blijkt dat het er vier waren. Minstens 126 tot slaaf gemaakten woonden en werkten op deze plantages. Ook blijkt zijn invloed op de plantage veel groter dan verwacht.
Ramackers ontdekte dat Van Eijs niet alleen investeerde in de plantages, maar ook brieven schreef aan de directeuren met instructies over hoe zij moesten omgaan met de tot slaaf gemaakten. Zo wilde Van Eijs dat de werknemers redelijk goed werden behandeld – niet omdat hij met hen meevoelde, maar omdat zij dan meer zouden opleveren.
Extra bladzijde
Het onderzoek voegt een extra bladzijde toe aan de geschiedenis van het Leidse laken. De ineenstorting van de Leidse textielindustrie in de achttiende eeuw zorgde ervoor dat Van Eijs begon te investeren in de plantage-economie, blijkt nu. Omdat er in Leiden minder werk was, stuurde Van Eijs zelfs zijn assistent naar Berbice om daar directeur van de plantages te worden.
Toch blijven er vragen, bijvoorbeeld over het perspectief van de tot slaaf gemaakten. Ramackers: ‘Zij hebben niets opgeschreven of hun geschriften zijn niet bewaard. Veel vragen over het leven op de plantages en de daadwerkelijke behandeling van de tot slaaf gemaakten blijven hierdoor nog onbeantwoord. Wel geeft dit onderzoek indirect een inkijkje in de manier waarop op Van Eijs’ plantages met hen werd omgesprongen, bijvoorbeeld via de brieven van hun eigenaren.’
Aanleiding onderzoek
Museum De Lakenhal besloot het Leidse slavernijverleden beter in beeld te brengen na het ‘Debat in de Bieb’ van BplusC Leiden op 28 oktober 2020. Daarin werd gesproken over het Leidse slavernijverleden en concludeerden de gasten Jacintha Groen (mede-initiator van de Black Lives Matter-demonstratie in Leiden en medeoprichter van het platform AfroLeiden), Ariela Netiv (directeur Erfgoed Leiden en Omgeving), Gert Oostindie (Universiteit Leiden, Koninklijk Instituut van Taal-Land- en Volkenkunde [KITLV]) en Jori Zijlmans (conservator geschiedenis bij Museum de Lakenhal) dat meer onderzoek nodig was.
Zijlmans: ‘Dat in de Leidse lakenindustrie sporen van slavernij te vinden waren, wisten we natuurlijk al. Denk aan de kleurstoffen die werden gebruikt om lakens te verven, die uit koloniën werden gehaald. Ook werden Leidse lakens door de VOC en WIC de hele wereld over vervoerd en weten we dat lakense stoffen als betaalmiddel dienden om tot slaaf gemaakten te kopen. Maar dat lakenhandelaren zo direct verbonden waren aan de kolonies en rechtstreeks invloed uitoefenden over tot slaaf gemaakten, is nieuwe informatie.’
Voorheen bestond het beeld bij historici dat vooral Nederlandse havensteden, zoals Rotterdam en Amsterdam, een directe relatie hadden met de overzeese plantages. Naar het slavernijverleden in Leiden is eigenlijk nog weinig onderzoek gedaan. Zijlmans: ‘Dit onderzoek is een eerste stap, maar vervolgonderzoek is nodig. Daarbij is intensieve samenwerking tussen Universiteit Leiden, Museum De Lakenhal, Erfgoed Leiden en Omstreken en de Leidse gemeenschap van cruciaal belang.’