Kunstroute viert feest – maar waar kan de kunstenaar heen?
door Yaël Vinckx
Dit artikel verscheen eerder in het Leidsch Dagblad.
In september bestaat de Kunstroute Leiden dertig jaar. In die tijd breidde het aantal deelnemers uit van 35 naar ruim 150. Maar er dreigt een tekort aan werkplaatsen. ,,We hebben meer broedplaatsen nodig.’’
Het idee is van de Leidse kunstenaar Frank Kappé. In Amsterdam zag hij hoe een aantal kunstenaars op dezelfde dag de deuren van hun atelier opende. Dat kunnen we in Leiden ook, dacht hij. Hij vroeg rond bij andere kunstenaars in het gekraakte pand aan de Haagweg waar hij zijn werkruimte had, en ook zij voelden wel voor het idee. Niet veel later stond de aankondiging in het Leids Nieuwsblad, met daarbij een kaart met 35 puntjes.
Dertig jaar later is er veel veranderd. Kappé organiseert al lang niet meer de Kunstroute Leiden – wegens het succes groeide het hem al snel boven het hoofd. En de haastig in elkaar gezette kaart in de krant is veranderd in een professionele map met daarop 125 kunstenaars en 40 collectieven.
Sommige dingen veranderden niet. De gekraakte school aan de Haagweg is nog altijd de spil van de Kunstroute. Het pand is inmiddels gelegaliseerd; het biedt onderdak aan meer dan 75 kunstenaars, creatieve ondernemers, startups en een cultureel café. Ook sommige kunstenaars van het eerste uur doen nog mee.
Na Frank Kappé pakte het toenmalige Centrum voor Beeldende Kunst (CBK) de organisatie op. Maar dat verdween na een flinke bezuinigingsronde, waarna de Kunstroute overging naar Museum De Lakenhal. In 2013 stelde dat een maximum in. Coördinator Resi van der Ploeg: ,,Terwijl de Kunstroute groeide en groeide, vroeg het publiek zich af: hoe groot moet het worden? Ook professionele kunstenaars begonnen te morren. Zij exposeerden soms naast mensen die net een cursus schilderen hadden afgerond. Dat viel niet altijd in goede aarde.’’
randen van de stad
Directeur Tanja Elstgeest van De Lakenhal signaleert nog een andere trend: sinds een aantal jaar trekken kunstenaars naar de randen van de stad. Lachend: ,,Onze kaart van de route wordt steeds groter.’’ De Amerikaanse socioloog Richard Florida voorspelde het al twintig jaar geleden: kunstenaars strijken neer in een wijk, pimpen deze waardoor de wijk populair wordt onder de progressieve voorhoede, waarna projectontwikkelaars komen die de prijzen van grond en panden doen stijgen en de kunstenaars uit de wijk verdrijven.
Natuurlijk is het prettig als kunstenaars zich in de buitenwijken vestigen, maar ‘kunst mag niet uit de binnenstad verdwijnen’, zegt Elstgeest. ,,Kunst hóórt ook in de stad.’’
Dat door de installatie van Lamp Wouda alle lichten in het museum uitgingen, staat me nog goed bij
Resi van der Ploeg, coördinator Kunstroute
Marcel van Schooten is voorzitter van zo’n broedplaats buiten het centrum, De Nieuwplaatz. Hier, op de grens tussen de wijken De Kooi en Leiden-Noord, hebben beeldend kunstenaars, muzikanten en theatergezelschappen hun onderkomen gevonden: van de Leidse saxofonist Bart Wirtz, sieradenontwerper Lisa de Bree van ULU Jewelry en modeontwerper Helen van Oosten tot aan de dramaclub van de studentenvereniging.
Genoeg is het niet, zegt Van Schooten. ,,We hebben meer broedplaatsen nodig in de stad, vooral voor jonge makers. Maar het tegenovergestelde lijkt te gebeuren: de Kaasmarktschool en de Makerscentrale, beide in het centrum van de stad, worden opgedoekt. En in de oude brandweerkazerne in de Merenwijk is het weer lastig werken; bij een hevige bui regent het daar binnen.’’ Daarbij, zegt hij, door te weinig broedplaatsen dwing je kunstenaars hun heil buiten de stad te zoeken.
stress
Het schort aan gebouwen waar kunstenaars langdurig kunnen werken, zegt ook Lakenhal-directeur Elstgeest. ,,Dat leidt tot stress. Kunstenaars vragen zich af: waar zit ik volgend jaar? Kan ik het betalen? Daardoor kunnen ze zich niet concentreren.’’
,,Volgend jaar? Volgende maand zul je bedoelen.’’ De broers Khalid en Rachid Zerrou weten hoe het is om steeds te moeten verhuizen. Sinds anderhalf jaar hebben de papierkunstenaars een vaste plek in Haagweg 4. Daarvoor zwierven ze van antikraak naar antikraak. Khalid Zerrou: ,,Onze huurbaas zei iedere maand: ‘Volgende maand is de laatste’. Op een gegeven moment waren we alleen nog maar daar mee bezig.’’
Kunstroute-coördinator Van der Ploeg kan zich erover opwinden. Krijgt ze weer een telefoontje, of ze nog een kunstenaar kent, liefst ambachtelijk, die voor ‘hooguit’ een half jaar in een antikraak-pand wil zitten. ,,Dan antwoord ik: Ambachtelijk kunstenaars brengen ovens mee, machines, zware apparatuur, en dat moeten ze dan allemaal verkassen en installeren voor zés maanden?!’’
Inmiddels is de discussie over het tekort aan broedplaatsen in Leiden ook doorgedrongen tot de gemeentelijke politiek. Op 11 juli hebben de fracties van de PvdA en de SP een motie ingediend, waarin ze het college van B&W oproepen meer (tijdelijke) werkplekken voor makers te maken en een Leids broedplaatsconvenant op te zetten.
Door te weinig broedplaatsen dwing je kunstenaars hun heil buiten de stad te zoeken
Marcel van Schooten, voorzitter Stichting De Nieuwplaatz
Er verandert meer in de cultuurpolitiek. Zo gaat vanaf 2025 het subsidiestelsel op de schop. Er ligt een onafhankelijk advies, de politiek zal zich er na de zomer over buigen. Belangrijke aanbeveling is het instellen van een onafhankelijke commissie die zich inhoudelijk gaat bezighouden met aanvraag, kunstenaar en werk. Dat wordt nu nog gedaan door een ambtenaar maar, zo zegt Elstgeest: ,,Ambtenaren kunnen zich niet inhoudelijk uitspreken over kunst.’’
Hoewel ze de komst van een onafhankelijke beoordelingscommissie dus toejuicht, maakt ze zich wel zorgen over de verdere invulling van het nieuwe stelsel. ,,Zal er minder geld beschikbaar komen voor kunst? Wat blijft er over aan projectsubsidies? Daar zit wel enige spanning.’’
vernieuwing
Dat de Kunstroute blijft bestaan – dat lijkt buiten kijf te staan. En plannen om de opzet te veranderen, hebben de organisatoren vooralsnog niet, ‘al is ‘ie niet in beton gegoten’. Toch heeft Van Schooten van broedplaats De Nieuwplaatz wel een paar voorstellen. Dat er meer jonge kunstenaars deelnemen bijvoorbeeld, en meer kustenaars van diverser afkomst. En kan de stadspromotie van Leiden, verenigd in Leiden en Partners, niet meer aandacht aan de Kunstroute besteden? ‘Leiden, stad van kunst en kennis’ was lang het credo, maar in die combinatie komt de kunst er maar bekaaid van af, zeggen Van Schooten en verschillende kunstenaars in de stad.
Directeur Elstgeest van De Lakenhal begrijpt de aanmerkingen. ,,Maar Leiden is een vrij witte stad, waarin nog weinig ruimte wordt gemaakt voor nieuwe kunstvormen. Heel anders dan in Rotterdam, waar ik ook veel kom. Daar zit diversiteit inmiddels in de haarvaten van het stedelijke culturele leven.’’
Blijft over hun favoriete Kunstroute-moment. Elstgeest herinnert zich de eerste keer dat ze het atelier van Izaak Zwartjes binnenkwam, een post-apocalyptische kunstenaar die gebruik maakt van ‘gevonden materialen’ zoals rottend hout en dode dieren. ,,Ik dacht: wat is dit?!’’
In Van der Ploegs hoofd ‘springen direct tientallen exposities’ tevoorschijn. Toch, als ze moet kiezen? ,,Aqua Machina van Lamp Wouda, in de gracht voor de ingang van Museum De Lakenhal, vond ik geweldig. Mede omdat er kortsluiting ontstond, waardoor alle lampen in het museum uitgingen.’’
Met medewerking van Renée van Egmond
De Kunstroute Leiden vindt plaats op 21 en 22 september 2024.
Over deze serie
In september 2024 bestaat de Kunstroute Leiden dertig jaar. De komende weken kijkt het Leidsch Dagblad daarom in de ateliers van kunstenaars in Leiden en portretteren ze de makers. Hoe wordt kunst gemaakt, wat is hun inspiratie, hoe leven zij hun leven? Deze serie is tot stand gekomen met een bijdrage uit het Leids Mediafonds. Dit eerste deel gaat over heden, verleden en toekomst van de Kunstroute.