Gebouw en geschiedenis
Van Museum De Lakenhal
Museum De Lakenhal heeft zijn naam te danken aan het bijzondere gebouw waarin zij te vinden is: de monumentale Laecken-Halle uit 1640. Hier werd het wereldberoemde Leids Laken gekeurd op kwaliteit en van een zogeheten lakenloodje voorzien. In dit gebouw is Museum De Lakenhal sinds zijn oprichting in 1874 gevestigd. In de loop van de eeuwen heeft het gebouw allerlei transformaties ondergaan. We vertellen je er graag meer over.
Museum in het stadhuis
De kiem voor Museum De Lakenhal wordt al in de zestiende eeuw gelegd. Uit angst voor de Beeldenstorm laat het Leidse gemeentebestuur in 1566 een aantal altaarstukken uit de Leidse Pieterskerk en het klooster Mariënpoel halen: Het Laatste Oordeel door Lucas van Leyden en twee drieluiken van Cornelis Engebrechtsz. Ze worden tijdelijk ondergebracht in het Leidse stadhuis. Op deze plek worden na het Leidens Ontzet op 3 oktober 1574 ook belangrijke historische objecten uit deze periode, zoals noodmunten, erepenningen en stempels, getoond aan het publiek. Het betekent de start van een stadscollectie over de geschiedenis van Leiden. Tussen 1795 en 1820 zullen ook andere objecten uit oude stedelijke instellingen, zoals de Schuttersdoelen, de Waag, het Boterhuis en de gildehuizen, in het stadhuis worden bewaard.
Bouw van de Laecken-Halle
Op 8 mei 1639 besluit het Leidse stadsbestuur dat er een keurhal voor wollen stof moet komen: de Laecken-Halle. Arent van ’s-Gravesande (ca. 1610-1662) krijgt de opdracht. Zijn taak is om een classicistisch stadspaleis te ontwerpen, dat de kwaliteit en internationale reputatie van de Leidse stoffen weerspiegelt. Van ’s-Gravesande is niet de minste: hij behoort tot de belangrijkste architecten van de zeventiende eeuw. Hij ontwierp bijvoorbeeld ook de Leidse Marekerk. Ruim twee jaar later, op 8 augustus 1641, wordt de Laecken-Halle officieel geopend.
Nieuwe functies
De textielindustrie raakt in de loop van de negentiende eeuw in verval. Daarmee verliest de Laecken-Halle in 1820 haar functie als keurhal voor lakense stoffen. In de jaren daarna krijgt het gebruik de functie van Halle van Manufacturen, een soort Kamer van Koophandel voor wollen stoffen, en ziekenhuis voor cholerapatiënten. In 1868 besluit de gemeenteraad ‘een gedeelte van het gebouw de Lakenhal tot eene bewaarplaats of museum van voorwerpen van oudheidkundige of andere kunstwaarde’ te bestemmen. Het betekent de start van Museum De Lakenhal als stadsmuseum van Leiden.
Verbouwing tot stadsmuseum
In 1869 gaat de verbouwing tot stedelijk museum van start. Stadsarchitect J.W. Schaap krijgt de opdracht om een trappenhuis toe te voegen en om de tweede verdieping van de Lakenhal te verbouwen tot tentoonstellingsruimte. In 1872 vindt de verhuizing van de stadscollectie van het stadhuis naar de Lakenhal plaats. Daarbij krijgt het doek De zelfopoffering van Burgemeester Van der Werf van de beroemde Antwerpse schilder Mattheus Ignatius van Bree een ereplaats. Het plafond moet speciaal voor dit enorme schilderij op sommige plaatsen worden verhoogd. Op 3 oktober 1872, ter gelegenheid van de viering van Leidens Ontzet, is het museum alvast eenmalig open voor het publiek. Het gaat alleen om de bovenste verdieping – de huidige Van Breezaal – maar toch is het een groot succes: ruim vierduizend bezoekers nemen een kijkje in het museum. Op 3 oktober 1873 wordt dit herhaald. De rest van het jaar is het gebouw nog gesloten voor publiek.
Groeiend gebouw
Al snel is het museum te klein om de groeiende collectie een plek te geven. De gemeenteraad besluit dat ook de eerste verdieping van de Lakenhal beschikbaar moet komen. Tussen 1872 en 1874 worden ook andere vertrekken van de Lakenhal bij het museum betrokken, zoals de Gouverneurskamer, de Stempelkamer, de Werkmeesterskamer en de Grote en Kleine Pers. Daardoor groeit de hoeveelheid ruimte aanzienlijk.
Voor iedereen te bezoeken
Op 1 mei 1874, driehonderd jaar na het Leidens Ontzet, wordt uiteindelijk het hele gebouw van de Lakenhal opengesteld als museum van ‘voorwerpen van oudheid- en geschiedkundige waarde’. Vanaf dat moment is het museum voor iedereen te bezoeken. Op zondag en tijdens de jaarlijkse herdenking van Leidens Ontzet op 3 oktober is de toegang gratis.
Blijvend uitbreiden
Museum De Lakenhal blijft uitbreiden. In 1890 krijgt het museum een gift van Daniël Hartevelt (1824-1895), waardoor een nieuwe tentoonstellingszaal kan worden toegevoegd: de Harteveltzaal. Hier wordt eigentijdse kunst, onder meer van George Hendrik Breitner en de Haagse School, tentoongesteld – een unicum voor die tijd. Ook de collectie blijft groeien. Zo wordt in 1893 een unieke collectie stalenboeken, die van 1690 tot 1791 in de oude Laecken-Halle werden gebruikt, verhuisd van het gemeentearchief naar het museum.
Vorstelijke schenking
Enkele tientallen jaren later heeft Museum De Lakenhal alweer last van ruimtegebrek. Gelukkig ontvangt het museum in 1918 een vorstelijke schenking van de heer Pape, ter nagedachtenis van zijn overleden broer. Daarmee kan de gewenste uitbreiding worden bekostigd, waardoor het museum bijna twee keer zo groot wordt. Ook krijgt het museum er een zolder en kelder bij, waar collectiestukken kunnen worden opgeslagen. De Papevleugel wordt op 5 april 1922 feestelijk geopend.
Ontruiming tijdens de Tweede Wereldoorlog
Wanneer de Tweede Wereldoorlog uitbreekt, worden in 1940 de kostbaarste stukken in de kelder van het museum ondergebracht. In 1941 wordt besloten Het Laatste Oordeel, relieken van het Leidens Beleg en Ontzet, stadszilver, glaswerk en andere kostbare objecten over te brengen naar de bomvrije rijksschuilkelders in de duinen bij Zandvoort. Later zal Het Laatste Oordeel zelfs naar een opslagplaats bij Maastricht worden gebracht. Na het bombardement op Leiden op 10-11 december 1944 wordt het complete gebouw ontruimd. In 1945 gaat Museum De Lakenhal als een van de eerste musea in Nederland weer open.
Werk in Uitvoering
In 2010 vindt in Museum De Lakenhal een groots project getiteld Werk in Uitvoering plaats. In de tentoonstellingszalen zijn museummedewerkers doorlopend bezig om de 22 duizend objecten uit de collectie in kaart te brengen, onder de ogen van het publiek.
Restauratie en uitbreiding
Van 2016 tot 2019 is Museum De Lakenhal gesloten vanwege een grondige restauratie en uitbreiding. De Achterplaats, waar vroeger de textielarbeiders moesten wachten tot hun stoffen waren gekeurd, wordt omgetoverd tot een overdekt binnenplein, waar alle delen van het gebouw uit verschillende eeuwen samenkomen. Aan de achterkant van het gebouw wordt juist nieuwbouw toegevoegd: de Van Steijn-zalen, vernoemd naar Carla van Steijn, die de vriendenvereniging van het museum 5 miljoen euro schonk. Hiermee ontstaat 2,5 duizend vierkante meter extra ruimte voor tentoonstellingen, maar ook voor logistiek, opslag, werkplaatsen, kantoren, museumcafé en een museumbibliotheek, naast 450 vierkante meter tentoonstellingsruimte.
Prijswinnend traject
De combinatie van restaureren én uitbreiden vraagt om een divers team van architecten. Verantwoordelijk voor het restauratiegedeelte is het gerenommeerde bureau Julian Harrap Architects (JHA) uit Londen. Het jonge, talentvolle Happel Cornelisse Verhoeven Architecten (HCVA) uit Rotterdam tekent voor de uitbreiding. Zij werkt vanuit een ambachtelijke, duurzame basis aan ontwerpen die nieuwbouw op vanzelfsprekende en eigentijdse wijze verbinden met de stedelijke of landschappelijke omgeving. In 2019 ontvangt HCVA de Abe Bonnema Architectuurprijs voor de restauratie en uitbreiding van Museum De Lakenhal en wordt zij bovendien uitgeroepen tot Architect van het jaar 2019 door Architectenweb Awards.