Home

Wekelijks interviewt Sebastiaan van Loosbroek, journalist voor o.a. het Leidsch Dagblad, mensen met een bijzondere band met de Lammermarkt. De interviews gaan over persoonlijke ervaringen, de geschiedenis van de Lammermarkt en anekdotes die zich rond dit gebied hebben afgespeeld.

Deze week: Hugo Zwetsloot (92). Hij was achttien jaar koopman en verkocht zijn vee op de Lammermarkt op de vrijdagse veemarkt.

interview #16 - Hugo Zwetsloot

De handel in koeien is hetzelfde als in huizen

‘In 1952, toen ik ben getrouwd, ben ik zelfstandig koopman geworden. De jaren daarvoor was ik op de veemarkt meer toeschouwer dan handelaar, om te kijken hoe het vak in z’n werk ging. Ik had wel van 1939 tot 1941 op de Rooms-Katholieke Landbouwwinterschool gezeten, maar daar werd alleen de theorie van de boerderij onderwezen. Het vak zelf heb ik spontaan geleerd. Net als mijn ouders, die ook kooplieden waren.

Geen vetpot

Ik verhandelde koeien, varkens en schapen. De handel in koeien vond ik het meest interessant, want de vleeskwaliteit verschilt bij hen onderling veel meer dan bij schapen en varkens. Het is de kunst om dan de beste koeien op te kopen en die door te verkopen. De prijs per koe verschilde wekelijks. In de regionale kranten stonden de prijzen vermeld. Het is namelijk de markt die de prijzen bepaalt, niet de boeren zelf. Als de dag van gisteren weet ik nog dat de marktmeester tegen de middag m’n vader kwam opzoeken en vroeg: ‘Welke prijs schrijven we voor de koeien?’ In 1935 was een koe soms maar honderdtwintig gulden. Maar ze kostten ook wel eens tweeduizend gulden per stuk. Toen ik handelde verkocht ik ze vaak voor een prijs van rond de duizend, waarop de marge zo’n honderd gulden was. Door algemene kosten die je als boer maakt was het dus vaak geen vetpot.

Texelse lammeren

Weet je dat de Lammermarkt een echte lammermarkt was op de eerste, tweede en derde vrijdag na 15 mei? Op die dagen werden de Texelse lammeren geleverd. Daar kwamen er een paar duizend vandaan. En een heel ander feitje is dat kerkbesturen lammeren opkochten en die bij boeren van hun eigen geloofsgemeenschap op de boerderij uitzetten, om ze in de winter voor een meerprijs door te verkopen. Zo verdiende de kerk nog wat bij.

Boerenzondag

Vanouds was de vrijdag de boerenzondag. Boeren gingen wekelijks naar de markt voor hun plezier, ook als ze niet hoefden te handelen. Ze kwamen er voor een praatje met collega’s, voor een biertje of een ijsje. Rond de veemarkt zaten een stuk of tien cafés en eetsalons. En twee hotels, waar Groningse boeren wel eens verbleven. Ik kwam wel eens bij melkwinkel Verhoeven. Ik at daar mijn eigen brood op en bestelde er een koffie bij. Hoewel de drank- en eetsalons liever hadden dat je een borreltje bestelde, want daar verdienden ze meer aan.

Rake klappen met markstokken

De sfeer op de veemarkt was bijna altijd goed. Alleen soms was er een beginnende ruzie tussen boeren of kooplieden. Die hadden marktstokken, waar rake klappen mee konden worden uitgedeeld. Maar de ruzies werden op tijd gesust. Die ruzies gingen waarschijnlijk over meiden (lacht).

Handel is handel

Tot 1970 ben ik praktiserend boer geweest. In die achttien jaar heb ik slechts één jaar verlies geleden. Ik moest stoppen vanwege rugklachten. Toen ben ik makelaar geworden, een vak dat ik ook spontaan heb geleerd. De handel in koeien is hetzelfde als in huizen. Als je iets goeds in de aanbieding hebt zit je gebakken, als je iets slechts hebt ga je eronderdoor.’

Sebastiaan van Loosbroek (1992) is masterstudent Journalistiek & Nieuwe Media aan de universiteit Leiden en is freelance journalist. Hij schrijft onder meer voor Leids Universitair Weekblad Mare en is columnist van Leidsch Dagblad.