Niet iedereen weet dat Rembrandt van Rijn, de wereldberoemde kunstenaar uit de 17e eeuw, is geboren in Leiden. Op 15 juli 1606, in een huis in de Weddesteeg om precies te zijn. In het eerste kwart van de zeventiende eeuw is Leiden een bruisende stad van 24.000 inwoners. Jan Lievens, Jan van Goyen en Rembrandt zijn er tegelijk werkzaam. Leiden is de bakermat van de Nederlandse schilderkunst van de 17e eeuw, die wereldwijd geliefd is.
JEUGDWERK
Zijn opleiding krijgt Rembrandt bij de Leidse schilder Jacob Isaacz. van Swanenburg, tussen 1620 en 1623. Daarna, in 1624, start hij aan het Kort Galgewater zijn eigen atelier, terwijl hij nog één jaar in de leer gaat bij kunstenaar Pieter Lastman in Amsterdam.
IN HET ATELIER VAN REMBRANDT
Ook de Leidse fijnschilder Gerrit Dou (1613-1675) krijgt in 1628 zijn opleiding in het Leidse atelier van Rembrandt.
De astronoom
Gerrit Dou
Gerrit Dou was in 1628 de eerste leerling van Rembrandt van Rijn. In tegenstelling tot zijn leermeester, die een steeds lossere penseelstreek ging hanteren, ontwikkelde Dou zich juist tot fijnschilder. De astronoom die Dou in dit ‘nachtstuk’ vastlegde, heeft zijn ogen opgeslagen naar de hemel. Met een kaars verlicht de oude wetenschapper een hemelbol waarop hemellichamen staan afgebeeld. Het opengeslagen boek verwijst naar zijn belezenheid, terwijl in de omgevallen zandloper (traditioneel een symbool van vergankelijkheid) de tijd voor even is stilgezet. De astronoom wordt omlijst door een vensternis met opgetrokken gordijn; een beeldtruc die Leidse fijnschilders vaker toepasten om de ruimtelijke werking van het beeld te versterken. Gerrit Dou, de grondlegger van de Leidse fijnschilderkunst, streefde naar de perfecte illusie. De reflectie van het kaarslicht, de flonkering van het water in de fles, de ezelsoren van het boek – alles is net echt. Penseelstreken zijn onzichtbaar. Het is een perfecte techniek om illusies op te roepen.
Lees meerONOPVALLEND ZELFPORTRET
Het museum heeft sinds 1948 Rembrandts 'Historiestuk' uit 1626 in bruikleen van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. De jonge Rembrandt vereeuwigt hierop niet alleen een verhalende voorstelling, maar ook zichzelf: een jongen met krullen en een wit kraagje, rechts van de hoofdfiguur met kroon.
HISTORIESTUK
Op zogenaamde 'Historiestukken' wordt een verhaal uit de klassieke of christelijke geschiedenis verbeeld, vaak op groot formaat en met veel personages. Rembrandt kiest meestal voor Bijbelse verhalen.
Historiestuk met zelfportret van de schilder
Rembrandt Harmensz. van Rijn
samenwerking
Op 27 februari 2014 tekenden Wim Pijbes, directeur van het Rijksmuseum en Meta Knol, directeur van Museum De Lakenhal, een meerjarige samenwerkingsovereenkomst. In het kader hiervan is Rembrandts 'Historiestuk' sinds 2015 in het restauratieatelier van het Rijksmuseum. Daar wordt het schilderij onderzocht en gerestaureerd. Documentatie van scans en materiaalmonsters wordt na afronding ter beschikking gesteld aan de Rembrandt Database, Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) en Museum De Lakenhal.
Lees meer in het verhaal over
Het Netwerkmuseum
EEN 'HISTORIESTUK', MAAR OVER WELKE HISTORIE GAAT HET?
De combinatie van klassieke ruïnes en zestiende- en zeventiende-eeuwse kleding is raadselachtig. Het werk, dat van de schilder geen titel meekreeg, heeft in publicaties door de jaren heen een hele reeks verschillende interpretaties toegedicht gekregen. Wat het onderwerp van het schilderij precies is, is echter nog steeds niet duidelijk. Vandaar het neutrale 'Historiestuk'.
Een overzicht van de geopperde onderwerpen:
- Saul wapent David (1924)
- Historiestuk (1925, 1982)
- Rechtspraak van Consul L. Junius Brutus (1929, 1933)
- Rechtspraak van Brutus (1933, 1935, 1936-37, 1938, 1959)
- Veroordeling van de zoon van Manlius Torquatus (1934, 1957)
- Clementie van Keizer Titus (1941, 1946, 1949, 1952, 1953, 1955, 1956, 1968)
- Griekse legende met o.a. Agamemnon en Palamedes (1953)
- Saul die Jonathan veroordeelt (1957-58)
- Consul Cerialis en de Germaanse Legioenen (?) (1960, 1966, 1967-73, 1968, 1975)
- Liudolf en Konrad de Rode aan de voeten van Otto I (1971-74)
- Palamedes voor Agamemnon (1976, 1983, 1991)
- Palamedes voor Agamemnon: een historische analogie van de veroordeling van Johan van Oldebarnevelt (1984)
- De grootmoedigheid van Alexander (1987)
- De drie Horatiërs voor koning Tullus (1999)
- Beschuldiging van Piso (2011)
Het historiestuk is een staalkaart van uiteenlopende schildertechnieken. Rembrandt maakt in de krullende haren bijvoorbeeld heel experimenteel gebruik van zijn penseel. Met de achterkant krast hij in de verflaag, alsof hij een etsplaat hanteert.
EEN REMBRANDT VOOR LEIDEN
Al bij de opening van Museum De Lakenhal in 1874 wordt betreurd dat er geen enkel schilderij van Leidens beroemdste zoon te zien is. Pas in 2012 komt daar definitief verandering in. In dat jaar slaagt Museum De Lakenhal erin om een schilderij van Rembrandt aan te kopen - en nog wel een stuk uit de vroegste periode van zijn carrière, toen hij nog woonde en werkte in Leiden.
VROEGST BEKENDE WERK
Op de tentoonstelling 'Rondom Rembrandt' in 1968 wordt voor het eerst een bijzonder paneeltje getoond, waarvan dan nog niet met zekerheid te zeggen valt of het daadwerkelijk een schilderij van Rembrandt betreft. Pas na een restauratie in 1992 wordt onomstotelijk vastgesteld dat het om een eigenhandig werk gaat, geschilderd rond 1624. Dit moest dan wel het vroegst bekende werk van de meester zijn!
Brillenverkoper (Marskramer die een bril verkoopt)
Rembrandt Harmensz. van Rijn
Dit tafereeltje met een brillenverkoper is een allegorie op het gezicht. Het behoort tot een serie van de vijf zintuigen die Rembrandt rond 1624 schilderde. Hij was toen ongeveer achttien jaar oud; het zijn Rembrandts vroegst bekende werken. Hoewel het werk nog vrij onbeholpen oogt, loopt het in aandacht voor clair-obscur en psychologie van de figuren vooruit op het latere werk waarmee Rembrandt beroemd zou worden. De kleding van de brillenverkoper is die van Oosterse marskramers, die indertijd hun waren op jaarmarkten aanboden.
Lees meerDE BRILLENVERKOPER
Het schilderij staat bekend als de 'Brillenverkoper' en maakt onderdeel uit van een serie die de zintuigen in beeld brengt. De 'Brillenverkoper' stelt het zicht centraal, 'Drie zangers' het gehoor, de 'Operatie' het gevoel. In 2016 wordt op de TEFAF het verloren gewaande vierde schilderij getoond: de geur. Het bevindt zich nu in de privécollectie van de Amerikaanse verzamelaar Thomas S. Kaplan, samen met de 'Drie Zangers' en de 'Operatie'. Het laatste paneel uit de serie ontbreekt, maar moet logischerwijs de smaak hebben verbeeld.
Tijdens het Rembrandtjaar 2006, waarin het 400-jarig jubileum van de geboorte van de kunstenaar gevierd werd, presenteert Museum De Lakenhal de 'Brillenverkoper' voor het eerst samen met de twee pendanten, die zich in een particuliere collectie bevinden. Dan wordt ook duidelijk dat het schilderij thuishoort in Leiden. Met grote steun van de Gemeente Leiden, de Vereniging Rembrandt, het Mondriaan Fonds en de Vriendenvereniging VBL, kan het museum overgaan tot de aankoop.
In de 'Brillenverkoper' is het talent van Rembrandt als kunstenaar al aanwezig. Het opvallende licht-donkercontrast (clair-obscur) waardoor de gezichten door een felle lichtbron lijken te zijn aangelicht, de losse toets waarmee hij de stoffen tot leven brengt en de gezichten die 'naar het leven' zijn geschilderd, zonder opsmuk.
REMBRANDTS VADER EN MOEDER
Rembrandt gebruikt regelmatig bekenden en familieleden als model. De vrouw op de Brillenverkoper lijkt bijvoorbeeld sterk op een model dat op veel schilderijen uit zijn Leidse periode te zien is en die sinds de zeventiende eeuw aangeduid wordt als Rembrandts moeder, Neeltje van Zuydtbroeck. De oude man zou zomaar de vader van de kunstenaar kunnen zijn, de Leidse molenaar Harmen Gerritsz. van Rijn. We kennen zijn uiterlijk van een portret uit ca. 1630. Beide figureren ook regelmatig op schilderijen van stad- en tijdgenoten Jan Lievens en Gerrit Dou. Museum De Lakenhal heeft in 2005-06 een tentoonstelling gewijd aan 'Rembrandts moeder. Mythe en werkelijkheid'.