Wekelijks interviewt Sebastiaan van Loosbroek, journalist voor o.a. het Leidsch Dagblad, mensen met een bijzondere band met de Lammermarkt. De interviews gaan over persoonlijke ervaringen, de geschiedenis van de Lammermarkt en anekdotes die zich rond dit gebied hebben afgespeeld.
Deze week: Hendrien Rietkerk-Jansen (70). Ze is opgegroeid op de Nieuwe Beestenmarkt en speelde als kind op Molen de Valk en zocht met klasgenootjes sigarettendoosjes op de veemarkt.
interview #9
Soms werd er op de Lammermarkt geschoten
‘Ik ben geboren op de Nieuwe Beestenmarkt. Ik ben opgegroeid op nummer 14, en toen ik op mijn eenentwintigste getrouwd was ben ik met mijn man verhuisd naar nummer 20.
botten en schedels
Toen ik en jaar of zes, zeven was speelde ik op de molen met de kinderen van de familie Trippenzee. Zij woonden in de molen. We gingen dan helemaal naar boven, zodat je op het plateau de hele molen om kon lopen. De hekken lopen schuin naar buiten, dus het was supereng! En we groeven botten en schedels op op de Lammermarkt, waar vroeger een Jodenbegraafplaats was (zie ook het interview met Albert Nijhuis). Als we met een schedel thuiskwamen kregen we op ons donder. ‘Dat is van mensen die door een besmettelijke ziekte zijn gestorven!’ zeiden de ouders dan. Maar ik schrok daar niet van, ik vond het juist spannend.
kaarten zonder koeienstront
Op vrijdag, als er veemarkt was op de Lammermarkt, ging ik met klasgenootjes lege sigarettendoosjes zoeken. De boeren gooiden die gewoon op de grond, want er stonden geen vuilnisbakken. De sigarettendoosjes waren toen nog niet van zacht karton, maar van stevig karton. Zodra we genoeg pakjes hadden gevonden - je moest er goed op letten dat ze schoon waren en niet onder de koeienstront zaten - scheurden we ze verticaal doormidden, zodat we vervolgens een stapel kaarten hadden. Op het schoolplein speelden we daar dan spelletjes mee.
groenten en fruit van 'eigen soort'
Mijn vader en moeder hadden een groentehandel op de Nieuwe Beestenmarkt, waar nu Kok Onderdelen zit. Het heette Hart’s groente- en fruitbedrijf en het zat op nummer 20, waar ik boven woonde. Daar kwam eens een boer uit Zoeterwoude die een dochter had die op dezelfde school zat als ik. Hij vroeg m’n moeder of z’n dochter bij ons mocht overblijven na school. Ik heb nog steeds contact met haar via Facebook. Ik weet nog dat de verzuiling toen heel erg was. Je moest je groente, fruit en alle andere producten bij je eigen ‘soort’ kopen. Wij waren thuis hervormd, maar een vrouw die rooms-katholiek was moest aan de pastoor vragen of ze wel bij ons groente mocht kopen. Dat mocht, omdat er in de buurt geen andere groentewinkel was. Rooms-katholieken mochten geen rijksbetrekking hebben, dus die hadden bijvoorbeeld hun eigen melkwinkel. De familie Verhoeven is zo’n voorbeeld. (Zie ook het interview met Ton Verhoeven)
nozems en provo's
In de jaren ’70 was het elk weekend raak met gevechten tussen nozems en provo’s op de Lammermarkt en Nieuwe Beestenmarkt. Ze hadden gegokt en gezopen in de omliggende cafés en gingen met elkaar rellen. Soms werd er zelfs geschoten. Zeggen ze iets van de jeugd van tegenwoordig. Het was toen veel erger dan nu. Ooit hebben zelfs een paar gasten met een brandende auto café ’t Centrum van Melzen binnengereden! Die rottigheid kwam van buitenaf. Ze kwamen uit Rijnsburg en Katwijk. Maar over het algemeen heb ik goede herinneringen aan dit stukje Leiden.’
Sebastiaan van Loosbroek (1992) is masterstudent Journalistiek & Nieuwe Media aan de universiteit Leiden en is freelance journalist. Hij schrijft onder meer voor Leids Universitair Weekblad Mare en is columnist van Leidsch Dagblad.